Land: Nederland
Taal: Nederlands
Bron: CBG-MEB (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen)
FLUDEOXYGLUCOSE (18F) 250 MBq/ml
FLUDEOXYGLUCOSE (18F) 250 MBq/ml
Oplossing voor injectie
DINATRIUMWATERSTOFCITRAAT 1,5-WATER (E 331) ; ETHANOL 13 - 35 mg/ml ; NATRIUMCHLORIDE ; TRINATRIUMCITRAAT 2-WATER (E 331) ; WATER VOOR INJECTIE ; ZOUTZUUR (E 507), DINATRIUMWATERSTOFCITRAAT 1,5-WATER ; ETHANOL 13 - 35 mg/ml ; NATRIUMCHLORIDE ; TRINATRIUMCITRAAT 2-WATER (E 331) ; WATER VOOR INJECTIE ; ZOUTZUUR (E 507), DINATRIUMWATERSTOFCITRAAT 1,5 WATER ; ETHANOL 13 - 35 mg/ml ; NATRIUMCHLORIDE ; TRINATRIUMCITRAAT 2-WATER (E 331) ; WATER VOOR INJECTIE ; ZOUTZUUR (E 507)
Intraveneus gebruik
2021-11-04
1 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT GLUCOPET 250 MBQ/ML, OPLOSSING VOOR INJECTIE Fludeoxyglucose ( 18 F) LEES GOED DE HELE BIJSLUITER VOORDAT U DIT GENEESMIDDEL GAAT GEBRUIKEN WANT ER STAAT BELANGRIJKE INFORMATIE IN VOOR U. • Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. • Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw nucleaire geneeskunde arts die het onderzoek zal leiden. • Krijgt u last van één van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw nucleaire geneeskunde arts. INHOUD VAN DEZE BIJSLUITER 1. Wat is GlucoPET en waarvoor wordt dit middel gebruikt? 2. Wat u moet weten voordat u dit middel toegediend krijgt 3. Hoe wordt dit middel toegediend? 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe wordt dit middel bewaard? 6. Inhoud van de verpakking en overige informatie 1. WAT IS GLUCOPET EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT? Dit geneesmiddel is een radioactief geneesmiddel dat uitsluitend gebruikt wordt voor diagnostische doeleinden. De werkzame stof in GlucoPET wordt ‘fludeoxyglucose ( 18 F)’ genoemd. Ze wordt gegeven voordat er beelden worden genomen met een speciale camera om in een deel van uw lichaam te kijken. Zodra een kleine hoeveelheid van GlucoPET geïnjecteerd is, zullen de beelden die tijdens het onderzoek worden gemaakt de nucleaire geneeskunde arts helpen om te zien waar uw ziekte zich bevindt of hoe uw ziekte evolueert. 2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U DIT MIDDEL TOEGEDIEND KRIJGT _WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET TOEGEDIEND KRIJGEN?_ • U bent allergisch voor fludeoxyglucose ( 18 F) of één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6. _WANNEER MOET U EXTRA VOORZICHTIG ZIJN MET DIT MIDDEL?_ Neem contact op met uw nucleaire geneeskunde arts voordat u GlucoPET toegediend krijgt: • als u suikerziekte (diabetes) heeft en uw ziekte momenteel niet onder controle is • als u een infectie of ontsteking heeft • als u nierproblemen heeft 2 Breng uw nucleaire geneeskund Lees het volledige document
1 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL GlucoPET 250 MBq/ml, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml oplossing bevat 250 MBq fludeoxyglucose ( 18 F) op de datum en tijd van referentie. De activiteit per injectieflacon varieert van 250 MBq tot 2,5 GBq op de datum en tijd van referentie. Fluor ( 18 F) vervalt in stabiel zuurstof ( 18 O) met een halfwaardetijd van 110 minuten, door middel van positron-emissie met een maximale energie van 634 keV, gevolgd door fotonannihilatie-emissie van 511 keV. Hulpstoffen met bekend effect: • Ethanol: 35 mg/ml • Natrium: 4,7 mg/ml Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. Heldere, kleurloze of lichtgele oplossing. De oplossing heeft een pH-waarde die kan variëren tussen 4,8 en 6,6. Osmolaliteit is 600-900 mOsm/kg 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 THERAPEUTISCHE INDICATIES Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik. Fludeoxyglucose ( 18 F) is geïndiceerd voor gebruik bij positronemissietomografie (PET) bij volwassenen en pediatrische patiënten. _ONCOLOGIE_ Bij patiënten die oncologische diagnoseprocedures ondergaan, die functie of ziekten beschrijven en waarbij verhoogde glucose-instroom in specifieke organen of weefsels het diagnostische doelwit vormt. De volgende indicaties zijn voldoende gedocumenteerd (zie ook rubriek 4.4): Diagnose: • karakterisering van solitaire longnoduli; • ontdekking van tumoren van onbekende oorsprong, uitgewezen bijvoorbeeld door cervicale adenopathie, of metastases in lever of botten; • karakterisering van pancreastumor. Bepaling van het stadium: • tumoren in hoofd of hals, inclusief assistentie bij het afnemen van een biopsie; • primaire longtumor; • lokaal gevorderde borsttumor; 2 • slokdarmtumor; • pancreascarcinoom; • colorectale tumor, in het bijzonder bij recidive; • kwaadaardig lymfoom; • kwaadaardig melanoom, Breslow-dikte > 1,5 mm of metastase van lymfenodus bij eerste diagnose. B Lees het volledige document