Land: België
Taal: Nederlands
Bron: AFMPS (Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé)
Rifaximine 0.1 g
Fatro
QJ51XX01
Rifaximin
20 mg/ml
Zalf voor intramammair gebruik
Rifaximine 20 mg/ml
Intramammair gebruik
rund
Rifaximin
CTI-code: 200681-02 - De grootte van de verpakking: 60 x 5 ml - Commercialisering status: YES - MKZ-code: 08007220405389 - CNK-code: 1544865 - Levering wijze: Medisch voorschrift; CTI-code: 200681-03 - De grootte van de verpakking: 120 x 5 ml - Commercialisering status: NO - Levering wijze: Medisch voorschrift; CTI-code: 200681-01 - De grootte van de verpakking: 4 x 5 ml - Commercialisering status: YES - MKZ-code: 08007220405372 - CNK-code: 1544873 - Levering wijze: Medisch voorschrift; CTI-code: 200681-04 - De grootte van de verpakking: 200 x 5 ml - Commercialisering status: NO - Levering wijze: Medisch voorschrift
Gecommercialiseerd: Ja
1999-02-22
Bijsluiter – NL versie Fatrox B. BIJSLUITER FATROX, intramammaire zalf voor runderen 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE _Registratiehouder/fabrikant verantwoordelijk voor de vrijgifte_ FATRO s.p.a. Via Emilia 285 I- 40064 Ozzano Dell’ Emilia (Bologna) _Verdeler_ Vétoquinol N.V./S.A. Kontichsesteenweg 42 B- 2630 Aartselaar 2. BENAMING VAN HET DIERGENEESMIDDEL FATROX, intramammaire zalf voor runderen Rifaximine 100 mg 3. GEHALTE AAN WERKZAME EN OVERIGE BESTANDDELEN Rifaximine……………………100 mg Excipiens qsp…………………5 ml Bijsluiter – NL versie Fatrox 4. INDICATIES Preventie van bacteriële infecties van de uier gedurende de droogzetperiode veroorzaakt door rifaximine-gevoelige organismen 5. CONTRA-INDICATIES Niet toedienen tijdens de lactatieperiode. 6. BIJWERKINGEN Geen bekend Indien u ernstige bijwerkingen of andersoortige reacties vaststelt die niet in deze bijsluiter worden vermeld, wordt u verzocht uw dierenarts hiervan in kennis te stellen. 7. DIERSOORTEN WAARVOOR HET DIERGENEESMIDDEL BESTEMD IS Runderen (droog te zetten koeien) 8. DOSERING VOOR ELKE DOELDIERSOORT, WIJZE VAN GEBRUIK EN VAN TOEDIENING 100 mg rifaximine per kwartier, d.w.z. 1 injector per kwartier, intramammair toedienen na de laatste melkbeurt en na ontsmetting van het uiteinde van de speen. Na toediening, de spenen in een ontsmettende oplossing onderdompelen. 9. AANWIJZINGEN VOOR EEN JUISTE TOEDIENING Vóór het inbrengen van de injector, dient de uier volledig uitgemolken te zijn. Voorzichtigheid is geboden om contaminatie te vermijden van de injectorpunt. 10. WACHTTERMIJN Melk: - 0 uur in geval van een droogzetperiode van meer dan 4 weken - 11 dagen (22 melkbeurten) in geval van een droogzetperiode van minder dan 4 weken Vlees en afval: 0 dagen 11. SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ BEWAREN Bij kamertemperatuur (15 - 25°C) _ _ bewaren. Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. 12. SPECIALE WAARSCHUWINGEN SPECIALE Lees het volledige document
SKP – NL versie Fatrox BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL FATROX 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING WERKZAAM BESTANDDEEL: Rifaximine……………………100 mg HULPSTOFFEN Excipiens qsp……..5 ml SKP – NL versie Fatrox Voor een volledige lijst van de hulpstoffen, zie sectie 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Intramammaire zalf 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 DOELDIERSOORTEN Runderen (droog te zetten koeien) 4.2 INDICATIES VOOR GEBRUIK MET SPECIFICATIE VAN DE DOELDIERSOORTEN Preventie van bacteriële infecties van de uier gedurende de droogzetperiode veroorzaakt door rifaximine-gevoelige organismen 4.3 CONTRA-INDICATIES Niet toedienen tijdens de lactatieperiode. 4.4 SPECIALE WAARSCHUWINGEN VOOR ELKE DIERSOORT WAARVOOR HET DIERGENEESMIDDEL BESTEMD IS Geen 4.5 SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK I) SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN VOOR GEBRUIK BIJ DIEREN Bij klinische mastitis moet een andere behandeling worden overwogen. II) SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN, TE NEMEN DOOR DEGENE DIE HET GENEESMIDDEL AAN DE DIEREN TOEDIENT Wegens de verkleuring van het product, de injectoren met handschoenen hanteren. 4.6 BIJWERKINGEN (FREQUENTIE EN ERNST) Geen bekend 4.7 GEBRUIK TIJDENS DRACHT, LACTATIE OF LEG De intramammaire injector is bedoeld voor drooggezette koeien en dus in de meeste gevallen voor drachtige koeien. 4.8 INTERACTIES MET ANDERE GENEESMIDDELEN EN ANDERE VORMEN VAN INTERACTIE Geen bekend 4.9 DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING Vóór het inbrengen van de injector, dient de uier volledig uitgemolken te zijn. Voorzichtigheid is geboden om contaminatie te vermijden van de injectorpunt. 100 mg rifaximine per kwartier, d.w.z. 1 injector per kwartier, intramammair toedienen na de laatste melkbeurt en na ontsmetting van het uiteinde van de speen. Na toediening, de spenen in een ontsmettende oplossing onderdompelen. 4.10 OVERDOSERING (SYMPTOMEN, PROCEDURES IN NOODGEVALLEN, ANTIDOTA) Geen bekend 4.11 WACHTTERMIJN Melk: - 0 uur in geval van een droogzetperiode van meer dan Lees het volledige document