Land: Nederland
Taal: Nederlands
Bron: CBG-MEB (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen)
SULFADIAZINE; TRIMETHOPRIM
Eurovet Animal Health BV
QJ01EW10
SULFADIAZINE; TRIMETHOPRIM
Oplossing voor injectie
SULFADIAZINE 200 mg/ml; TRIMETHOPRIM 40 mg/ml,
Intramusculair gebruik, Subcutaan gebruik
Uitsluitend door dierenartsen te gebruiken
Honden; Katten; Runderen; Varkens
Sulfadiazine and trimethoprim, incl. derivatives
Wachttermijn: Runderen Melk 48 uur; Runderen Vlees 12 dagen; Varkens Vlees 20 dagen
Nationaal
2018-08-28
BD/2024/REG NL 123480/zaak 1023507 1 / 18 BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BD/2024/REG NL 123480/zaak 1023507 2 / 18 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL Diatrim 200 mg/ml + 40 mg/ml oplossing voor injectie voor runderen, varkens, honden en katten. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per ml: WERKZAME BESTANDDELEN: Sulfadiazine 200 mg Trimethoprim 40 mg HULPSTOFFEN: KWALITATIEVE SAMENSTELLING VAN HULPSTOFFEN EN ANDERE BESTANDDELEN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING ALS DIE INFORMATIE ONMISBAAR IS VOOR EEN JUISTE TOEDIENING VAN HET DIERGENEESMIDDEL N-methylpyrrolidon 510 mg Natriumformaldehydesulfoxylaat Dinatriumedetaat Natriumhydroxide (E524) Water voor injecties Heldere, groengele tot bruingele oplossing, nagenoeg deeltjesvrij. 3. KLINISCHE GEGEVENS 3.1 DOELDIERSOORTEN Rund, varken, hond en kat. 3.2 INDICATIES VOOR GEBRUIK VOOR ELKE DOELDIERSOORT Behandeling van infecties veroorzaakt door of geassocieerd met organismen die gevoelig zijn voor de combinatie trimethoprim-sulfadiazine. 3.3 CONTRA-INDICATIES Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen. Niet gebruiken bij dieren met ernstige lever- of nierinsufficiëntie of bloeddyscrasie. Niet gebruiken in geval van verminderde wateropname of verlies van lichaamsvocht. 3.4 SPECIALE WAARSCHUWINGEN Geen. BD/2024/REG NL 123480/zaak 1023507 3 / 18 3.5 SPECIALE VOORZORGSMAATREGELEN BIJ GEBRUIK Speciale voorzorgsmaatregelen voor veilig gebruik bij de doeldiersoort(en): Het gebruik van het diergeneesmiddel dient plaats te vinden op grond van gevoeligheidstesten van uit het dier geïsoleerde bacteriën. Als dit niet mogelijk is, dient de behandeling gebaseerd te zijn op lokale (regionaal/bedrijfsniveau) epidemiologische informatie over de gevoeligheid van de betreffende bacteriën. Wanneer het diergeneesmiddel anders wordt gebruikt dan aangegeven in de SPC kan dit het aantal bacteriën dat resistent is tegen het diergeneesmiddel verhogen en de effectiviteit van behandeling met andere klasse van antimicrobiële m Lees het volledige document