Land: België
Taal: Nederlands
Bron: AFMPS (Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé)
Etoposide 20 mg/ml
Baxter SA-NV
L01CB01
Etoposide
100 mg
Oplossing voor infusie
Etoposide 100 mg
Intraveneus gebruik
Etoposide
CTI-code: 172846-01 - De grootte van de verpakking: 10 x 5 ml - Commercialisering status: NO - Levering wijze: Medisch voorschrift
Gecommercialiseerd: Nee
1996-01-16
CELLTOP – OPLOSSING VOOR INFUSIE _BAXTER S.A._ Samenvatting van de kenmerken van het product = Bijsluiter 1/ 9 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL CELLTOP 100 mg – oplossing voor infusie. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Oplossing voor infusie van 100 mg : Etoposide 100 mg Hulpstof met bekend effect: ethanol. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor infusie. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1. THERAPEUTISCHE INDICATIES CELLTOP, in monotherapie of in combinatie met andere cytostatica, is in de volgende gevallen geïndiceerd : • kleincellige longcarcinomen; • acute monoblasten- en myelomonoblastenleukemie; • maligne lymfomen (non-Hodgkin); • testiscarcinomen die recidiveren of refractair zijn tegen andere behandelingen (chirurgie, radiotherapie, andere chemotherapeutische behandelingsschema’s). 4.2. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING DOSERING Doses worden doorgaans berekend op basis van het lichaamsoppervlak. Bij intraveneuze toediening bedraagt de dosis doorgaans 50 tot 100 mg/m²/dag gedurende 5 opeenvolgende dagen of op dagen 1, 3 en 5. Deze behandeling wordt hernomen na een interval van ongeveer 21 dagen. Bij orale toediening bedraagt de dosering ongeveer het dubbele van de dosering bij intraveneuze toediening. Etoposide kan worden gebruikt in monotherapie of in combinatie met andere cytostatica. De dosering wordt aangepast in geval van combinaties met andere middelen die een bijkomende myelosuppressieve werking hebben. De behandelingscycli mogen uitsluitend worden herhaald indien de hematologische controle wijst op een herstel van het beenmerg. Doses kunnen worden verhoogd of verlaagd, en cycli herhaald afhankelijk van de toestand van het beenmerg en de respons van de tumor. Bij nierinsufficiëntie is plasmaklaring duidelijk gecorreleerd met creatinineklaring, zodat een dosisverlaging noodzakelijk kan zijn. De dosis wordt aangepast afhankelijk van het optreden van tekenen van systemische toxiciteit (myelosuppressie, etc.). Volgende aanpassingen v Lees het volledige document
CELLTOP – OPLOSSING VOOR INFUSIE _BAXTER S.A._ Samenvatting van de kenmerken van het product = Bijsluiter 1/ 9 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL CELLTOP 100 mg – oplossing voor infusie. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Oplossing voor infusie van 100 mg : Etoposide 100 mg Hulpstof met bekend effect: ethanol. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor infusie. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1. THERAPEUTISCHE INDICATIES CELLTOP, in monotherapie of in combinatie met andere cytostatica, is in de volgende gevallen geïndiceerd : • kleincellige longcarcinomen; • acute monoblasten- en myelomonoblastenleukemie; • maligne lymfomen (non-Hodgkin); • testiscarcinomen die recidiveren of refractair zijn tegen andere behandelingen (chirurgie, radiotherapie, andere chemotherapeutische behandelingsschema’s). 4.2. DOSERING EN WIJZE VAN TOEDIENING DOSERING Doses worden doorgaans berekend op basis van het lichaamsoppervlak. Bij intraveneuze toediening bedraagt de dosis doorgaans 50 tot 100 mg/m²/dag gedurende 5 opeenvolgende dagen of op dagen 1, 3 en 5. Deze behandeling wordt hernomen na een interval van ongeveer 21 dagen. Bij orale toediening bedraagt de dosering ongeveer het dubbele van de dosering bij intraveneuze toediening. Etoposide kan worden gebruikt in monotherapie of in combinatie met andere cytostatica. De dosering wordt aangepast in geval van combinaties met andere middelen die een bijkomende myelosuppressieve werking hebben. De behandelingscycli mogen uitsluitend worden herhaald indien de hematologische controle wijst op een herstel van het beenmerg. Doses kunnen worden verhoogd of verlaagd, en cycli herhaald afhankelijk van de toestand van het beenmerg en de respons van de tumor. Bij nierinsufficiëntie is plasmaklaring duidelijk gecorreleerd met creatinineklaring, zodat een dosisverlaging noodzakelijk kan zijn. De dosis wordt aangepast afhankelijk van het optreden van tekenen van systemische toxiciteit (myelosuppressie, etc.). Volgende aanpassingen v Lees het volledige document