Pays: Pays-Bas
Langue: néerlandais
Source: CBG-MEB (College ter Beoordeling van Geneesmiddelen)
FLUDEOXYGLUCOSE (18F) 250 MBq/ml
GE Healthcare B.V. De Rondom 8 5612 AP EINDHOVEN
V09IX04
FLUDEOXYGLUCOSE (18F) 250 MBq/ml
Oplossing voor injectie
NATRIUMDIWATERSTOFFOSFAAT 2-WATER (E 339) ; NATRIUMHYDROXIDE (E 524) ; WATER, GEZUIVERD,
Intraveneus gebruik
Fludeoxyglucose [18 F]
Hulpstoffen: NATRIUMDIWATERSTOFFOSFAAT 2-WATER (E 339); NATRIUMHYDROXIDE (E 524); WATER, GEZUIVERD;
1900-01-01
Page 1 of 6 BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT STERIPET 250 MBQ/ML OPLOSSING VOOR INJECTIE Fludeoxyglucose ( 18 F) LEES GOED DE HELE BIJSLUITER VOORDAT U DIT GENEESMIDDEL GAAT GEBRUIKEN WANT ER STAAT BELANGRIJKE INFORMATIE IN VOOR U. Bewaar deze bijsluiter. Misschien heeft u hem later weer nodig. Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met uw arts die het onderzoek zal leiden. Krijgt u last van één van de bijwerkingen die in rubriek 4 staan? Of krijgt u een bijwerking die niet in deze bijsluiter staat? Neem dan contact op met uw arts. WAT STAAT IN DEZE BIJSLUITER 1. Wat is Steripet en waarvoor wordt dit middel gebruikt 2. Wat u moet weten voordat u Steripet toegediend krijgt 3. Hoe wordt Steripet toegediend 4. Mogelijke bijwerkingen 5. Hoe wordt Steripet bewaard 6. Inhoud van de verpakking en overige informatie 1. WAT IS STERIPET EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT Dit geneesmiddel is een radioactief geneesmiddel dat uitsluitend gebruikt wordt voor diagnostische doeleinden. Het wordt enkel gebruikt om een ziekte te helpen vaststellen. De werkzame stof in Steripet wordt ‘fludeoxyglucose’ genoemd. Ze wordt gegeven voordat er beelden worden genomen met een speciale camera om in een deel van uw lichaam te kijken. Zodra een kleine hoeveelheid Steripet geïnjecteerd is, zullen de beelden die tijdens het onderzoek worden gemaakt de arts helpen om te zien waar uw ziekte zich bevindt of hoe uw ziekte evolueert. 2. WAT U MOET WETEN VOORDAT U STERIPET TOEGEDIEND KRIJGT WANNEER MAG U DIT MIDDEL NIET TOEGEDIEND KRIJGEN U bent allergisch voor één van de stoffen in dit geneesmiddel. Deze stoffen kunt u vinden in rubriek 6. WANNEER MOET U EXTRA VOORZICHTIG ZIJN MET DIT MIDDEL? Neem contact op met uw arts voordat u dit middel toegediend krijgt: als u suikerziekte (diabetes) heeft en uw ziekte momenteel niet onder controle is als u een infectie of ontsteking heeft als u nierproblemen heeft als u zwanger bent of denkt zwanger te zijn als u borstvoeding geeft Page 2 of 6 VÓÓR DE TOEDIENING VAN STERIPET MOET U elke i Lire le document complet
SPC Steripet NL, QRD, Jul2016 replaces 29Oct2014 Page 1 of 14 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Steripet 250 MBq/ml Oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml bevat 250 MBq fludeoxyglucose ( 18 F) op de datum en tijd van kalibratie. De activiteit per injectieflacon varieert van 250 MBq tot 2,5 GBq op de datum en tijd van kalibratie. Fluor ( 18 F) desintegreert tot stabiel zuurstof ( 18 O) met een halfwaardetijd van 110 minuten, door middel van positronemissie met een maximale energie van 634 keV, gevolgd door fotonannihilatie-emissie van 511 keV. Hulpstof met bekend effect: 5,19 mg/ml natrium. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. Heldere, kleurloze of lichtgele oplossing. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 THERAPEUTISCHE INDICATIES Dit geneesmiddel is uitsluitend voor diagnostisch gebruik. Fludeoxyglucose ( 18 F) is geïndiceerd voor gebruik bij positronemissietomografie (PET) bij volwassenen en pediatrische patiënten. _ _ _Oncologie _ Bij patiënten die oncologische diagnoseprocedures ondergaan, die functie of ziekten beschrijven en waarbij verhoogde glucose-influx in specifieke organen of weefsels het diagnostische target vormt. De volgende indicaties zijn voldoende gedocumenteerd (zie ook rubriek 4.4): SPC Steripet NL, QRD, Jul2016 replaces 29Oct2014 Page 2 of 14 Diagnose: karakterisering van solitaire longnoduli; ontdekking van tumoren van onbekende oorsprong, uitgewezen bijvoorbeeld door cervicale adenopathie, metastases in lever of botten; karakterisering van pancreastumor. Bepaling van het stadium: tumoren in hoofd of hals, inclusief assistentie bij het afnemen van een biopsie; primaire longtumor; lokaal gevorderde borsttumor; slokdarmtumor; pancreascarcinoom; colorectale tumor, in het bijzonder bij recidive; kwaadaardig lymfoom; kwaadaardig melanoom, Breslow-dikte > 1,5 mm of metastase van lymfenodus bij eerste diagnose. Bewaking van ther Lire le document complet